Articles

Wanneer moeten we contrastmateriaal gebruiken bij een MRI?

Op dit moment zijn de meeste cardiac magnetic resonance imaging (MRI)-onderzoeken gebaseerd op contrastversterkende protocollen, maar er zijn alternatieven zonder contrasten. Late gadolinium enhancement (LGE) beeldvorming voor de detectie van myocardiaal litteken kan worden beschouwd als de belangrijkste oorzaak voor de inbedding van cardiale MRI in de klinische routine. De nieuwe noncontrast techniek van native T1 mapping toont belofte voor weefselkarakterisatie in ischemische en nonischemic cardiomyopathy en kan aanvullende informatie over conventionele LGE weergave verstrekken. Technische problemen, waaronder variabiliteit van metingen, moeten nog worden opgelost om een brede klinische toepassing te vergemakkelijken. Ischemie detectie kan worden uitgevoerd met contrast-gebaseerde stress perfusie en contrast-vrije spanningswand motion imaging. Voor coronaire magnetische resonantie angiografie (MRA) zijn protocollen met en zonder contrastmateriaal ontwikkeld. Onderzoek naar coronaire atherosclerotische plaque karakterisatie heeft nieuwe toepassingen van contrastmateriaal geïntroduceerd. Voor MRA van de aorta, die traditioneel op contrastbeheer baseerde, zijn verscheidene noncontrastprotocollen beschikbaar gekomen. Dit overzicht geeft een overzicht van wanneer contrastmateriaal moet worden gebruikt in hart-en hartgerelateerde vasculaire MRI, vat de belangrijkste bouwstenen van beeldvorming samen en beschrijft de diagnostische waarde van de beschikbare contrastversterkende en niet-contrasttechnieken. Contrastmateriaal in cardiale MRI moet worden gebruikt voor LGE beeldvorming voor weefselkarakterisatie in ischemische of niet-ischemische cardiomyopathie en kan worden gebruikt voor stress perfusie beeldvorming voor de detectie van ischemie. Bij hartgerelateerde vasculaire MRI dient het gebruik van contrastmateriaal te worden vermeden, tenzij hoogwaardige angiografie vereist is die niet kan worden verkregen met niet-contrastprotocollen.

niveau van bewijs: 5 Technische werkzaamheid: Fase 3 J. Magn. Reson. Beeldvorming 2017; 46: 1551-1572.